Zoeken in deze blog

dinsdag 10 april 2018

Regio’s: maak geen profiel, maak een plan!


Minister Van Engelshoven heeft de andere overheden opgeroepen om culturele profielen op te stellen. Mijn suggestie aan de steden en provincies is om geen profielen te maken, maar concrete plannen. Een profiel beschrijft de status quo, een plan vertelt wat je wilt gaan doen. Verbeterplannen kunnen de basis vormen voor een systeem van cofinanciering waarbij goede plannen worden gehonoreerd in een constructie waarin alle overheden meebetalen.

Vorige maand maakte Minister Van Engelshoven (OCW) met een brief aan de Tweede Kamer haar plannen bekend op het gebied van cultuur. De brief (getiteld Cultuur in een open samenleving) past in de lijn die eerdere D66-bewindslieden volgden op het gebied van cultuur. Die lijn werd ingezet door Aad Nuis, staatssecretaris in het eerste paarse kabinet. Hij bracht in 1995 een cultuurnota uit met als titel (en centraal thema): Pantser of ruggengraat. Kort getypeerd: een goed (cultureel) zelfbewustzijn is een voorwaarde voor een open bejegening van anderen: een maatschappij die zijn culturele verworvenheden als een innerlijke zekerheid met zich meedraagt is in staat tot vernieuwing en verandering en tot een welwillende omgang met andersdenkenden zonder angst voor identiteitsverlies. Kortom: de open samenleving waar van nature ideeën in en uit stromen zoals Van Engelshoven dat schetst.


Culturele profielen: al eerder geprobeerd

Er is nóg een parallel met het beleid van Nuis: ook hij zocht naar een vruchtbare samenwerking tussen rijk, provincies en gemeenten. Hij nam daartoe net als Van Engelshoven zijn toevlucht tot culturele profielen. Vanaf 1996 moesten gemeenten en provincies in het kader van de cultuurnotasystematiek culturele profielen opstellen met daarin ‘ontwikkelingsrichtingen’ voor hun culturele infrastructuur. Dat leidde tot vuistdikke nota’s, maar niet tot wezenlijk ander beleid en al helemaal niet tot een andere verdeling van financiële middelen. Na enkele cycli werd het idee van de profielen daarom weer verlaten. Echter, Van Engelshoven haalt ze nu weer van stal: aansluitend bij de Verkenning van de Raad voor Cultuur nodigt zij de andere overheden uit om stedelijke en regionale profielen op te stellen. Want: “zo kunnen we bij de samenstelling van de basisinfrastructuur, zoals de Raad voor Cultuur bepleit, sterker rekening te houden met de samenstelling en de behoefte van de bevolking, met de identiteit en verhalen uit de regio, en met het lokale klimaat voor de makers en kunstenaars.”


Knelpunten oplossen

Van Engelshoven geeft aan dat zij het met de Raad voor Cultuur belangrijk vindt dat de profielen niet van bovenop worden vormgegeven. Daarom vraagt zij de andere overheden om de profielen samen met het culturele veld op te stellen. Mijn oproep aan de steden en provincies is om geen profielen te maken, maar concrete plannen. Een profiel beschrijft de status quo. Een plan stelt wat je wilt realiseren. De ervaringen uit de periode Nuis en daarna leren dat je met profielen niet veel opschiet. Het gaat erom acties in gang te zetten waarmee de knelpunten in de sector worden getackeld. Ik roep de punten in herinnering die de Raad voor Cultuur noemde:

-       op de BIS en op sommige rijksfondsen is behoorlijk gekort en ook de provincies en gemeenten hebben tijdens de Kredietcrisis bezuinigd. De sector staat er financieel dus moeilijk voor;

-       het gesubsidieerde aanbod trekt minder publiek;

-       productie, presentatie en publieksdeelname zijn soms matig op elkaar afgestemd, vooral in de podiumkunsten;

-       de geografische spreiding van geld en cultureel aanbod laat flink te wensen over;

-       de Wet (op het specifiek cultuurbeleid) biedt amper handvatten voor beleid;

-       de subsidietermijn van vier jaar voor BIS-instellingen is te kort.


Verbeterplannen

Er is behoefte aan gerichte plannen om deze knelpunten op te lossen: lokaal, regionaal en landelijk. Dat kunnen plannen zijn die in regionale proeftuinen zijn ontwikkeld (zie voor de podiumkunsten in MMNieuws van juli 2017), maar kunnen ook plannen zijn om een regionale culturele infrastructuur te definiëren (zoals in en door en aantal provincies al is gebeurd) of landelijke plannen van Kunsten92 of anderen. Belangrijk is dat die plannen de ruimte krijgen en dat er geld komt om ze tot ontwikkeling te brengen.


Gezamenlijke financiering

De meest effectieve manier om goede plannen te honoreren is de methode van cofinanciering die eerder werd toegepast in het kader van bijvoorbeeld het Actieplan Cultuurbereik. Zoals ik eerder schreef: “Als iets heeft bewezen van grote waarde te zijn in de culturele sector, dan is het de gezamenlijke financiering van initiatieven en instituties. Telkens weer blijkt dat samenwerking tussen overheden niet alleen een afweermechanisme vormt tegen bezuinigingen, maar ook een vliegwiel is voor extra inspanningen.” Mijn voorstel is dat de minister zich ervoor inzet om mee te betalen aan concrete verbeterplannen van stedelijke regio’s. Dat meebetalen kan plaatsvinden op basis van een bedrag per inwoner of een bedrag per gebied. Voorwaarde is natuurlijk dat de deelnemende gemeenten en provincies eenzelfde bedrag (of een bedrag naar rato) bijleggen.


Op die manier blijven we weg van statische cultuurprofielen en kan er een dynamiek op gang worden gebracht die kan leiden tot verbetering en vernieuwing.